Harteman Wildfowl | educating since 1998 | kvk 90846257

Future of Waterfowl Conservation Workshop 2016

Netwerkbijeenkomst in Sylvan Heights Bird Park, North Carolina

Verslag en foto’s door Jan Harteman, 2016

 

Eind februari 2016 vond in de Verenigde Staten de Future of Waterfowl Conservation Workshop plaats, een driedaagse samenkomst van professionals en hobbyisten, georganiseerd door de International Wild Waterfowl Association (IWWA). Deze netwerkbijeenkomst werd gehouden in Sylvan Heights Bird Park, een van de grootste watervogelcollecties in de VS. Vanuit Nederland was ik in de gelegenheid om met enkele bekenden deel te nemen aan deze bijeenkomst.

Een grote diversiteit aan expertise kwam bij elkaar om samen  te spreken over de toekomst van watervogels in de natuur en in avicultuur. Achttien sprekers uit vijf verschillende landen vertelden over hun werk met watervogels. De lezingen waren verdeeld over vier thema’s, namelijk:

  • Captive propagation (kweek);
  • Veterinary care (medische zorg);
  • Education (educatie);
  • Conservation (natuurbehoud).

Na elk thema volgde een paneldiscussie, waarbij de sprekers uitgebreid vragen konden beantwoorden van toehoorders of vragen konden stellen aan de deelnemers in de zaal.

 

Future of Waterfowl Conservation Workshop 2016

 

De sfeer tijdens deze workshops was grandioos: oude bekenden konden de banden weer aanhalen, nieuwe gezichten werden ontmoet, er werd ontzettend veel kennis en ervaring gedeeld en er werden veel nieuwtjes uitgewisseld en ideeën besproken. En dat alles onder genot van typisch Amerikaanse gastvrijheid. Een aantal van de gegeven presentaties wil ik graag samenvatten.

Hoewel de workshops op vrijdag begonnen, kwamen de meeste deelnemers aan op donderdag. Men werd in het park hartelijk verwelkomd door de familie Lubbock, grondleggers van het park en de naastgelegen watervogelkwekerij. Na een korte rondgang door het park, was tegen zonsondergang gelegenheid om op “zwanensafari” te gaan. Op enkele kilometers afstand van het park overwinteren jaarlijks duizenden fluitzwanen, zo ook nu. Overdag foerageren de zwanen op de akkers in de omgeving, tegen zonsondergang vliegen ze richting een door bomen omringd meer, om er de nacht door te brengen. Omdat wij overdag de zwanen al konden tellen op de akkers, konden we een goede inschatting maken van het aantal zwanen wat in de avond over ons heen vloog, om even later te landen op het meer. Zo’n 3000 fluitzwanen lieten zich uit de lucht vallen, een ongelofelijk indrukwekkend schouwspel en geluid. Niet veel later hebben we ons door de vrienden van de familie Lubbock in de watten laten leggen, want zij hadden in huize Lubbock een fantastische avondmaaltijd voorbereid.

De meeste activiteiten tijdens de workshop vonden plaats in het hoofdgebouw van het vogelpark. De conferentiezaal bood alle benodigde faciliteiten en ruimte voor de bijna 80 deelnemers, voornamelijk jongeren. Ook het ontbijt, lunch en diner werden tijdens de drie workshopdagen geserveerd in de conferentiezaal en het moet gezegd worden: de organisatie en de vrijwilligers hadden dit allemaal zeer goed verzorgd. De workshops werden geïntroduceerd door Dustin Foote, assistent curator van het vogelpark. Nadat Brent Lubbock enkele huishoudelijke mededelingen had gedaan, startten we met de lezingen.

 

De status van watervogels in de Verenigde Staten

Allereerst kwam om 8.00u in de ochtend Mike Lubbock, directeur, aan het woord over de status van watervogels in Amerikaanse collecties. Net als in Europa, is ook in de VS merkbaar dat de grote watervogelcollecties verdwijnen. Een van de oorzaken is de toenemende mate van beperkende wetten en regels, die het houden van wilde vogelsoorten steeds moeilijker maakt. Daarnaast is de suggestie dat jonge mensen steeds minder buiten zijn te vinden, dus ook steeds minder aandacht voor natuur en avicultuur hebben. De interesse neemt dus af, waarmee de vogels langzaam maar zeker lijken te verdwijnen. Ook dierentuinen houden steeds minder watervogelsoorten, met name de soorten die het juist zo hard nodig hebben (“de bruine soorten”). De ruimte die in dierentuinen schaars is, wordt liever gebruikt om grote kostbare projecten te ontwikkelen, bijvoorbeeld bassins voor nijlpaarden en ijsberen. De grote doorloopvolières waarin nog vogels worden gehouden zijn wel steeds mooier, echter kunnen in deze gemengde dierverblijven slechts een beperkt aantal watervogels samen worden gehouden. Deze competitie om ruimte in dierentuinen, komt dus niet ten goede aan de zeldzame watervogelsoorten. Mike vindt dat dierentuinen, natuurcentra en vogelkwekers hun faciliteiten meer zouden moeten openstellen om de zeldzame soorten meer ruimte te geven. De IWWA heeft gekwalificeerde aviculturisten bijgestaan bij het samenstellen van hun collectie en het verzamelen van de vogels. De kennis en ervaring is er dus,  maar is behoefte aan samenwerking tussen de private en publieke sector. 

In 2004, 2010 en 2016 vond er in de VS een zogenaamde Captive Waterfowl Survey plaats. De telling werd in 2010 ingevuld door 100 dierentuinen (!) en ruim 50 kwekers. Ian Gereg leidde de laatste telling, welke voor het eerst online ingevuld kon worden. De uitslagen waren nog niet helemaal bekend, maar de eerste resultaten waren voor een aantal soorten verontrustend. De minst vertegenwoordigde soorten in de VS hebben enkele gezamenlijke eigenschappen: ze zijn weinig kleurrijk en hebben een lage marktwaarde. Een voorbeeld hiervan zijn de Chili taling (8 vogels) en Australische slobeend (7), die zowat zijn verdwenen. De afstanden in de VS zijn groter, het is dus lastig om goede fokdieren te vinden. Opvallend is wel dat enkele soorten in Amerikaanse dierentuinen populair lijken te zijn: de roodsnavelpijlstaart is een welkome bewoner in Afrikaanse themaverblijven. Het aantal Baer’s witoogeenden in de VS neemt toe (50 vogels) sinds de import van enkele vogels uit Europa in 2005, maar de aantallen zijn waarschijnlijk lager dan in Europa en gezien de situatie in de natuur, heeft deze soort nog veel meer aandacht nodig.

Lubbock sloot zijn presentatie af met de hoop dat watervogelkwekers en dierentuinen meer gaan samenwerken, om de populaties bedreigde watervogels weer te laten groeien.

 

Small_2009_10_23_9999_90_972x648.JPG

Boven: Chili taling, Anas flavirostris flavirostris, in Sylvan Heights Bird Park (2005). 

 

Population Management of Anseriformes in AZA

Keith Lovett (directeur Buttonwood Park Zoo), vertelde over population management van watervogels binnen de Amerikaanse Association of Zoos and Aquariums (AZA). Als voorzitter van de Anseriformes Taxon Advisory Group is hij verantwoordelijk voor de kweekprogramma’s van watervogels in de Amerikaanse dierentuinen. In totaal worden in de AZA-tuinen 135 soorten watervogels gehouden, maar het aantal soorten én het aantal vogels neemt jaarlijks af. Waarom? Volgens Lovett heeft dit onder andere te maken met het verlies aan kennis, het verlies aan geschikte verblijven, nieuwe en dure verblijven voor populaire soorten (meestal zoogdieren).

Lovett gaf een rekenvoorbeeld waarom het aanschaffen van een paartje sikkeleenden voor een dierentuin tegenwoordig eigenlijk helemaal niet aantrekkelijk is, terwijl het eigenlijk om een hele kleurrijke soort gaat. De aanschaf van een paartje sikkeleenden ($250), transport met luchtvracht ($150), verplichte quarantaine en medische tests ($300 voor beide vogels) en de dierenartskosten (1 uur per dag, gedurende 30 dagen in de quarantaine = circa $500), maken in totaal €1200 aan kosten voordat de vogel feitelijk rondzwemt in de dierentuin.

Gelukkig gaat er wel aandacht naar een groeiend aantal watervogels, in de VS gecoördineerd via de zogenaamde Species Survival Plans (SSP’s), waarvan drie categorieën zijn. Het gaat hierbij om de  Afrikaanse pygmeegans, Coscoroba, Cuba fluiteend, gevlekte fluiteend, Hawaii-gans, Indische pygmeegans, kuifhoenderkoet, Madagascartaling, marmertaling, Orinocogans, roodhalsgans, witvleugelboseend en zwaangans. Binnenkort worden ook de Baer’s witoogeend en Chinese zaagbek opgenomen in een SSP.

Sinds 2015 bestaat er een AZA waterfowl consortium waarin dierentuinen advies krijgen over de voor hen geschikte watervogels. Gezien de enorme variatie in klimaat in de VS, zijn sommige soorten eigenlijk alleen geschikt om in de noordelijke Staten te houden, zoals de Chinese zaagbek, Baer’s witoogeend, keizergans, eiders, en goudooggans. Dit terwijl de dierentuinen in de zuidelijke Staten juist gemotiveerd worden om de warmte-minnende soorten te houden, zoals Laysantaling, blauwvleugelgans, Filippijneend, Hartlaub’s eend en witkopstekelstaart. De AZA stimuleert vogelverzorgers om zich te trainen in het houden en kweken van watervogels door workshops en stages in Sylvan Heights Bird Park (Avian husbandry program), Pinola Conservancy en Livingston Ripley Waterfowl Conservancy. Op deze manier ontstaat er tegelijk een groter netwerk tussen de private en publieke sector.

 

IMG_9184.JPG

Boven: Indische pygmeegans, Nettapus coromandelianus, in Sylvan Heights Bird Park (2016)

 

Kunstlicht om noordelijke soorten vroeger te laten broeden

Jacob Kraemer van Pinola Conservancy vertelde over zijn grote uitdaging om noordelijke watervogelsoorten te kweken in Louisiana, grenzend aan Texas. Hoewel de vogels zich in het koele bronwater prima in conditie houden, is het kweken van eiders en kleine rietganzen in de hete zomers verre van eenvoudig. Om te voorkomen dat de vogels zich tijdens de zomer doodbroeden, wordt er geëxperimenteerd met kunstlicht, om het broedseizoen te vervroegen, zodat de vogels in een koelere periode van het jaar gaan nestelen. Dit houdt in dat men al vroeg in de wintermaanden de dagen kunstmatig verlengd met behulp van grote schijnwerpers. Op deze manier is bij een aantal watervogelsoorten het broedseizoen aanzienlijk vervroegd. Kleine rietganzen legden hun eerste ei in 2013 nog op 13 april, terwijl ze in 2016 hun eerste ei al op 22 februari legden, dus 7 weken eerder. Ook bij de noordelijke pijlstaart zien we een significant verschil, want hier werd het broedseizoen zelfs met 9 weken vervroegd. Sommige soorten die voorheen niet broedden (Steller’s eider en kleine sneeuwgans), hebben in 2015 voor het eerst eieren gelegd (30 maart), volgens Kraemer dankzij het gebruik van kunstlicht.

Er ontstond enig rumoer in de zaal. De vraag of de vogels nu ook gemakkelijk een tweede ronde gingen nestelen, of eerder in de eclipsrui raakten door het vervroegde seizoen, werd niet naar ieders tevredenheid beantwoord.

 

Kwartelkoningen van Pentshorpe Conservation Trust

Kat McPherson van Pensthorpe Conservation Trust (UK), vertelde over de veranderingen in de voormalige collectie van Bill Makins. De voorheen grootste watervogelcollectie van Groot-Brittannië, is in 2002 gekocht door Bill en Deb Jordan en is sindsdien aanzienlijk veranderd. De nadruk ligt nu op inheemse soorten zoals weidevogels, zomertortels, ooievaars, kraanvogels en kwartelkoningen. Het aantal watervogelsoorten is niet groot meer, de aandacht gaat naar een aantal bedreigde soorten zoals de Baer’s witoogeend en Chinese zaagbek. De ooievaars, ibissen, kluten en ganzen brengen allemaal hun eigen jongen groot, terwijl bij de kraanvogels en zomertortels ook gebruik gemaakt wordt van pleegouders.

De koerswijziging van exotische watervogels naar inheemse vogelsoorten komt voort uit een verandering in publieke opinie en het feit dat de Jordans zelf meer geïnteresseerd zijn in inheemse natuur, dan in exotische soorten. Een van de succesvolle kweekprogramma’s is het Concrake Reintroduction Programme, oftewel een herintroductieprogramma voor de kwartelkoning. Kweekpaartjes zijn in afgeschermde volières gehuisvest, waar het publiek niet kan komen. De groep wordt genetisch goed in de gaten gehouden om inteelt te voorkomen. De kweek gaat zo voorspoedig, dat er in 2015 zelfs 125 jonge vogels konden worden uitgezet! Frappant genoeg, hoeven de vogels geen trekroute te leren van hun ouders of op andere wijze. Enkele jonge dieren worden jaarlijks voorzien van zenders en het blijkt dat ze zonder voorbeeld perfect de weg naar het zuiden (en terug!) weten te vinden.

 

De Baer’s witoogeend

Jamie Reis, Minnesota Zoo, gaf een presentatie over de Baer’s witoogeend in Noord-Amerikaanse dierentuinen. De kritisch bedreigde wilde populatie (IUCN, 2012) bestaat uit slechts 200 tot 300 vogels, getallen die gestoeld zijn op vele tellingen in overwinteringsgebieden en het broedgebied. In de nazomer van 2014 werden slechts 80 vogels geteld. Van slechts vier gebieden is bekend dat er nog vogels broeden; één gebied in Rusland en drie in China.

Begin 2015 is er een Baer’s pochard Task Force opgericht, welke een International Single Species Action Plan for the Conservation of the Baer’s pochard heeft opgesteld. Hierin zijn 7 doelen beschreven die in 2019 behaald moeten zijn. Een van de doelen luidt “A global management strategy for the captive population is developed and implemented”, kortom: er is behoefte aan een internationale strategie om de populatie in volièremilieu te beheren.

Het Europese kweekprogramma in dierentuinen wordt gecoördineerd door Peter Smallbones, Paignton Zoo. In 2015 werden er binnen de Europese dierentuinen ruim 200 Baer’s witoogeenden gehouden op 22 locaties. Het is echter moeilijk om binnen de Europese dierentuinen de nakweek een plaats te geven, omdat veel parken liever geen geleewiekte dieren ontvangen. En anderzijds is er voor vliegende eenden vaak geen geschikte plaats beschikbaar (het “bruine eendjes complex”).

De Amerikaanse populatie bestond tot 2005 uit slechts een handvol dieren. In 2005 werden drie koppels geïmporteerd uit Europa (door Sylvan Heights) en in 2010 nog eens drie koppels (door Pinola Conservancy). De eerste AZA dierentuin ontving in 2012 dieren, het betrof hier Central Park Zoo in New York. In oktober 2013 bestond de Amerikaanse populatie uit ruim 90 dieren in 11 collecties, zowel private als AZA dierentuinen. In 2015 zou de populatie al uit zo’n 170 dieren bestaan (IWWA Survey 2016). Gelukkig is de verhouding tussen woerden en vrouwen zowat 50/50, wat het goed mogelijk maakt om nieuwe paartjes samen te stellen.

Een jaarlijkse telling onder alle watervogelkwekers én dierentuinen zou een beter inzicht geven over de globale populatie in avicultuur. Dierentuinen daarbij gebruik maken van het programma ZIMS, maar dit is voor particuliere kwekers niet beschikbaar. Echter, het grootste probleem is momenteel niet de grootte van de populatie in avicultuur, maar vooral de vraag hoeveel inteelt er is en hoe zuiver de populatie is. Er zwemmen mogelijk kruisingen rond met Europese witoogeenden. Visueel lijken de dieren zuiver te zijn, maar er zijn wat verschillen in formaat. Er zijn een aantal kleine dieren bekend, maar is dat een gevolg van kruisen of van inteelt? AZA vraagt zich af of een nieuwe import uit Europa zinvol is, als daar mogelijk dezelfde problemen spelen. Een vraag die ook beantwoord zou moeten worden is: hoeveel importen uit Azië zijn er ooit geweest? Want de enige import die de bekend is onder de deelnemers van de workshop, heeft maar tot een klein aantal broedresultaten geleid (waaronder de eerste kweek door de familie Kooij in Nederland).

De Baer’s pochard Task Force zou graag kengetallen verzamelen, die inzicht geven over de biologische diversiteit van de dieren.  De kengetallen bestaan uit afmetingen van de dieren, grootte van legsels, percentage van uitkomst per legsel, sterftecijfers van kuikens onder de 10 dagen per legsel, overleving van de kuikens na de 30 dagen, maximale leeftijd. Een combinatie van kleine dieren, klein legsels, lage bevruchting en veel uitval van (zwakke) kuikens kunnen aanwijzingen zijn van hoge mate van inteelt.

De belangrijkste acties voor natuurbeschermingsorganisaties in China en Rusland zijn het verspreiden van folders en veldgidsen onder jagersverenigingen, jachtopzieners, agrariërs en natuurliefhebbers in het natuurlijke leefgebied van de Baer’s witoogeend. Daarmee kan de jacht op deze dieren afnemen en is de kans op meldingen (buiten de jaarlijkse tellingen) groter. Een groter zomertelling in 2016 zal grotendeels gebruik maken van plaatselijke vogelaars.

 

IMG_8169.JPG

Boven: Baer's witoogeendAythya baeri, in Sylvan Heights Bird Park (2016).

 

The Wildfowl & Wetlands Trust

Namens de Wildfowl & Wetlands Trust (WWT) was Phoebe Young aanwezig. Phoebe is werkzaam in het grootste van de WWT centers, namelijk in Slimbridge. Ook zij liet de Baer’s witoogeend de revue passeren. De WWT heeft 72 Baer’s witoogeenden genetisch laten testen door Cardiff University. De resultaten gaven binnen deze populatie geen aanwijzingen dat er kruisingen of sterke mate van inteelt aanwezig is, wat hoopvol is. De populaties binnen de Europese en Amerikaanse dierentuinen zijn nog niet genetisch getest, maar dit is wel wenselijk.

Phoebe ervaart bij WWT, net als in de Amerikaanse dierentuinen, een afname in interesse in watervogels bij de Europese dierentuinen. Er worden steeds minder watervogels gehouden, er worden minder watervogels uitgewisseld,  het aantal soorten gaat omlaag en de genetische diversiteit zal dus afnemen per soort. Dit heeft voor de WWT als gevolg dat zij van sommige dieren minder zullen kweken, omdat er minder behoefte voor de nakweek van sommige soorten is (“the little brown jobs”, zoals Phoebe het noemde). Een en ander heeft te maken met de steeds strengere wetgeving in Groot-Brittannië en de Europese Unie. Steeds meer dierentuinen hebben een anti-leewiekbeleid, en in Groot-Brittannië is er een steeds grotere anti-dierentuinlobby in het algemeen. Het uitwisselen van dieren met kwekers wordt steeds moeilijker voor de Europese dierentuinen, vanwege de zogenaamde BALAI-regelgeving. Vogels en eieren (!) die afkomstig zijn uit niet-BALAI gecertificeerde collecties, moeten 30 dagen in quarantaine voordat ze op de plek van bestemming in de collectie kunnen worden opgenomen. Voor watervogels is geen praktische situatie en dus zullen dierentuinen steeds minder vaak watervogels overnemen van kwekers.

Binnen de gevestigde populaties watervogels in Europese dierentuinen bestaan er nog een aantal problemen, te beginnen bij het gebrek aan kennis en ervaring. Verkeerde identificatie van de soorten heeft tot gevolg dat er kruisingen ontstaan of er wordt helemaal niet gekweekt. En het gebrek aan genetische diversiteit zal ook een steeds voor problemen zorgen. Watervogelspecialisten zijn er nu eenmaal minder dan specialisten van bijvoorbeeld zangvogels, vruchten- en insecteneters.

Phoebe hield daarnaast nog een stevig pleidooi tegen de kweek van kleurmutaties bij watervogels: kleurmutaties dragen geen enkel steentje bij aan het behoud aan soorten. Kleurmutaties zijn een gevolg en product van inteelt en zijn daarnaast ook zwakker (ze worden gemiddeld minder oud). De recessieve eigenschap kan per ongeluk (maar gemakkelijk) gemengd worden met de wildkleur populatie. De ruimte die kleurmutaties innemen kan niet gebruikt worden voor “the real thing” en kleurmutaties verheerlijken het houden van kweken van watervogels op een ongewenste manier. Daarnaast is er nog een ongewenste trend te zien dat er zelfs mensen zijn die bewust hybriden kweken.

 

IMG_0015.JPG

Boven: Breeding pens voor Baer's witoogeenden bij WWT Slimbridge. 

 

En verder…

Gedurende drie dagen was ere en groot aanbod van sprekers, met zeer gevarieerde onderwerpen. De andere sprekers waren Kat McPherson (changing aviculture at the Pentshorpe Conservation Trust) Nick Hill (Back to the future! Aviculture then and now), Dr. Laurie Degernes (captive waterfowl diseases & toxins), Dr. Michele Goodman (common injuries in captive waterfowl collections), Dr. Kim Cook (white-winged wood ducks: avian tuberculosis & captive population sustainability), Liz Koutsos (Mazuri, current knowledge in waterfowl nutrition), Jan Harteman (waterfowl as a key subject in vocational education), Juan Romero (impacting avian awareness), Jim Metzinger (waterfowl research at the Hiram College, James H. Barrow Field Station), Clayton Botkin (avian influenza, outreach education in a crisis), Robert Kooij (Brazilian merganser captive reproduction project), Chuck Cerbini (Natural history of and conservation of the Scaly-sided merganser), Alicia Berlin (science using captive birds to address management & conservation priorities), Tasha DiMarzio (Steller’s eiders: the road to recovery) en Frank Todd (in sneltrein tempo liet hij bijna alle watervogelsoorten de revue passeren).

Het zou teveel pagina’s beslaan om alle onderwerpen hier toe te lichten. Maar het waren een aantal aangename dagen met inspirerende ontmoetingen en veel uitwisseling van kennis en ervaring.

 

Belangrijkste overdenkingen

Gedurende de workshops en paneldiscussies kwamen een aantal zaken naar voren:

Er is behoefte aan een internationaal platform voor het uitwisselen van kennis en ervaring. Welke organisaties zijn betrokken bij welke projecten? Wat kunnen we van elkaar leren en vooral, wat kunnen we samen bereiken? Er zijn veel verenigingen en organisaties die elk goed werk verrichten, maar alleen door samen te werken kunnen we bereiken dat soorten niet uit avicultuur verdwijnen. Dit is belangrijk, omdat bufferpopulaties een steeds belangrijkere waarde krijgen voor het in stand houden van soorten. Bij het vormen, overzicht houden (en beheren) van bufferpopulaties zijn de dieren in de private sector van wezenlijk belang, omdat deze populaties van vrijwel alle soorten groter zijn, dan de populaties van dezelfde soorten in dierentuinen. En in sommige gevallen zijn deze populaties samen ook groter dan de populaties in de natuur. Het probleem bij populaties in particuliere handen is dat het monitoren en beheren op individueel niveau (bij de liefhebber thuis) gebeurt, dus niet op landelijk of zelfs internationaal niveau. Echter, voor de meeste soorten is dit wel van significant belang om een genetische diversiteit te houden. Hoe gaan we hier mee om? De meningen waren nogal verdeeld, er waren veel argumenten voor en tegen het invoeren van internationale stamboeken. Een steekhoudend argument tegen stamboeken is, dat het waarschijnlijk nooit zal lukken om alle liefhebbers op één lijn te krijgen. Redenen hiervoor zijn wel te noemen: dieren hebben vaak een emotionele en ook een financiële waarde, waardoor de liefhebber zelf de hand wil houden in het al dan niet afstaan van dieren, aankopen van dieren of anderszins invloed wil houden op het persoonlijke dierenbestand. En dit is goed te begrijpen en mag niet onderschat worden. Aan de andere kant: hoe kunnen particuliere liefhebbers gemotiveerd worden om toch deel te nemen aan projecten? En als die liefhebbers er zijn, hoe gaan we projecten dan vorm geven?

Het maken van tellijsten (surveys) is bijzonder tijdrovend gebleken en komt vaak op een klein aantal mensen neer die het werk verzetten. Ook in de VS blijkt dat vaak slechts een klein groepje mensen (professionals en hobbyisten) zich verantwoordelijk voelt voor het aanpakken van projecten, waardoor er wel veel ideeën zijn, maar de uitvoering ervan loopt vaak spaak. Er zou een gezamenlijke aanpak moeten komen om dit soort zaken te organiseren, iets wat de verenigingen overstijgt en dus internationaal ingezet kan worden om populaties te meten. Ian Gereg (IWWA/ AWPS) heeft onlangs tellijsten voor watervogels in de VS uitgevoerd, gebruik makend van Survey Monkey, een online tool voor het afnemen van enquêtes en het verwerken van data. Ook werd het administratie van ZIMS genoemd om populaties van dierentuinen en kwekers te monitoren. Het probleem is echter dat dit programma momenteel alleen beschikbaar is voor dierentuinen, dus nog niet voor verenigingen of organisaties. Ook hier gaan we achteraan, om te zien wat de mogelijkheden zijn. 

Gezamenlijke artikelen uitwisselen via verschillende tijdschriften (o.a. Aviornis) is een optie, maar als de voertaal Engels is, zal dat niet in alle tijdschriften bestaande gepubliceerd kunnen worden, dus is er een vertaling nodig. Een andere optie voor het uitwisselen van kennis, is het gebruiken van een open (openbaar) online medium, waar de voertaal Engels is. Maar wie gaat dit beheren?

 

Kortom: er zijn nog een aantal vragen onbeantwoord gebleven, maar tientallen betrokken deelnemers houden contact met elkaar om hier later op terug te komen. Er zijn diverse acties uitgezet door de deelnemers, dat levert hopelijk nieuwe inzichten en nieuwe mogelijkheden op.

 

Waterfowl Conservation Workshop 2018

In 2018 vond de 2e Waterfowl Conservation Workshop plaats in Barneveld, Nederland. 

Meer informatie is te vinden via https://waterfowlconservation.org

Powered by liveSite Get your free site!